In de 18e eeuw was een snuifdoos een voorwerp wat vrijwel elke welgestelde man bij zich had. Tabak werd niet alleen gerookt of gepruimd maar ook gesnoven, wat een verkwikkende werking had. De snuiftabak werd bewaard in kleine doosjes, die zich al snel ontwikkelden tot een status symbool. Hoe kostbaarder de snuifdoos, hoe meer indruk de bezitter ermee kon maken.
De Gouden Van Eys Snuifdoos
Hofkringen
Lodewijk XIV snoof tabak om van zijn migraine af te komen. Zoals met alles van het Franse hof, werd ook dit gebruik overgenomen door de kringen rond het Koningshuis. Het werd een adellijke mode. In Frankrijk en Duitsland was het in hoge kringen niet ongebruikelijk om tenminste voor iedere dag van de week een andere doos te hebben. Carl Anselm (Furst von Thurn und Taxis 1733-1805) bezat zelfs 67 exemplaren. De dozen werden van zilver maar het liefst van het nog kostbaardere goud gemaakt al dan niet voorzien van in emaille geschilderde voorstellingen. Om een onuitwisbare indruk te maken liet men gouden dozen vervaardigen die met edelstenen bezet waren. Dit was in Nederland minder gebruikelijk. Alhoewel de snuifdoos ook in Holland, en met name in Amsterdam zeer in de mode was en er van de maker van deze doos, Jean Saint, een met edelstenen bezet exemplaar bekend is, was hier een geheel gouden snuifdoos meer en-vogue.
Zeer vroeg exemplaar
Deze massief gouden snuifdoos is een van de vroegst bekende Nederlandse exemplaren en geheel vormgegeven in de Lodewijk XIV stijl. De langwerpige doos heeft gewelfde hoeken is op het deksel gedecoreerd met het wapen Jan Nicolaas van Eys. Het wapen en de kroon met het helmteken erboven zijn fraai gedreven, in het verder geheel symmetrische decor van C vormige voluten, schelpen, bandwerk en mascarons tegen een gematteerde ondergrond. Deze ornamenten zijn geheel in lijn met de heersende Lodewijk XIV mode van die tijd.
Gouden snuifdozen speelden een voortrekkersrol bij de introductie van de nieuwe Franse mode in Amsterdam. Zo zien we in deze voorwerpen als eerste de Lodewijk XV- of rococo-stijl in Nederland verschijnen, in 1739. Kleine (kleding)accessoires reflecteerden de laatste mode sneller dan grote voorwerpen. De markt voor het vervaardigen van dergelijke objecten werd beheerst door uit Frankrijk afkomstige hugenoten, zoals de goudsmid Jean Saint, die dicht bij de bron van de rococo stond.
Jan Nicolaas van Eys
De eigenaar van deze snuifdoos was Jan Nicolaas van Eys (1691 - 1758). Hij was een vooraanstaand Amsterdammer. In 1740 was hij directeur van de Levantse Handel; van 1748 tot 1758 zat hij in de Raad van Amsterdam en van 1753 tot 1768 was hij één van de commissarissen van de zeezaken.
In 1752 kocht hij buitenplaats Ter Weegen (bij Sassenheim) voor 3500 gulden en woonde aldaar tot 1758, het jaar waarin hij het voor 12000 gulden verkocht aan Wijnand Meurs.
De lakenhandel
Jan Nicolaas was een zoon van Gillis van Eys, een succesvol lakenhandelaar die oorspronkelijk uit Aken kwam. Op jonge leeftijd vestigde hij zich in Amsterdam. Hij woonde aan de Fluwelenburgwal maar was ook eigenaar van een hofstede in de Watergraafsmeer, en in 1693 regent van het Walenweeshuis. In 1683 trouwde Gillis van Eys vanuit Amsterdam met brouwersdochter Magdalena Hamal. Het huwelijk werd voltrokken in de woonplaats van de bruid, het Noordfranse Sedan. Magdalena volgde haar man naar Amsterdam. Daar kreeg het paar in de periode van 1684 tot 1704 veertien kinderen. Acht of negen van hen, allen jongens, werden volwassen.
Niet alleen de vader van Jan Nicolaas, maar ook minstens twee van zijn ooms zaten in de lakenhandel: Leonard van Eys, oudste broer van zijn vader, en Daniël Hamal, broer van zijn moeder. Beiden waren in 1683 als koopman te Sedan gevestigd.
Jan Nicolaas en zijn broer Mozes trouwde met de resp. zusters Abigael en Petronella Anna van Veen. Na zijn huwelijk in 1714 trad Jan Nicolaas in de zaak van zijn schoonmoeder te Amsterdam die gespecialiseerd was in wol, lakens en zijdestoffen. Dit bedrijf werd vanaf dat moment gedreven onder de naam “De weduwe Pieter van Veen Zoon”, ook wel “De Weduwe P. van Veen en zoon Van Eys”.
Jean Saint
De maker van deze snuifdoos, Jean Saint, is geboren in 1698 in Saint Lo, Normandië, Frankrijk. Hij werd in 1724 ingeschreven in het Amsterdamse gilde. Een jaar eerder was hij getrouwd met Maria Duzy, die een Duitse achtergrond had. Zij hadden twee zonen, Guillaume en Jean Daniël, die beiden rond 1750 juwelier zouden worden. Jean Saint had nog steeds nauw contact met zijn vaderland en volgde de stijlontwikkeling in Frankrijk op de voet. Vooral het werk van Juste-Aurèle Meissonier in rococostijl, die aan het Franse hof werkte. In die tijd werden nieuwe stijlen vaak voor het eerst overgebracht door middel van prenten en kleine accessoires zoals snuifdozen. Het is dan ook niet zo vreemd dat al in de jaren 1730 de Rococo in Nederland werd geïntroduceerd.
Veel van de juweliers en goudsmeden die deze artikelen maakten waren van Franse afkomst en beïnvloed door de mode in hun thuisland. Het werk van Saint is dan ook een prachtig voorbeeld van de Nederlandse rococostijl.
De internationale contacten van Saint, bijvoorbeeld met Londen, verhoogden zijn succes. De Franse Hugenoten-zilversmeden in Londen werden geroemd om hun drijfwerk. Zijn schoonzoon was de Engelse hugenoot Francoijs Theret die al lang in Londen woonde, voordat hij zich in 1744 in Amsterdam vestigde met de dochter van Jean Saint, Catharina. Via hem legde Saint veel contacten maar ook via zijn zoon Jean Daniël die enkele jaren in Londen woonde en uiteindelijk met een Engelse echtgenoot, Anna Catherina Wilhelmina Routhin, terugkwam.
Zijn uitstekende vakmanschap in combinatie met zijn kennis van de nieuwe rococostijl in een zeer vroeg stadium maakt hem tot een van de belangrijkste goudsmeden van Nederland in die tijd.
De doos is aan de binnenzijde op de bodem gekeurd met het stadskeur van Amsterdam, de Hollandse leeuw, de jaarletter voor 1732 en het meesterteken IS voor Jean Saint.
Herkomst
Collectie Elisabeth Rohde (1915-2013) directeur van het Pergamonmuseum in 1971. Zij erfde de doos van haar vader Kurt Rohde (1882-1950). Deze voormalige majoor had in vanaf 1918 de gelijknamige kunsthandel Kurt Rohde samen met Frieda Hinze in Charlottenburg aan de Uhlandstrasse in Duitsland.




This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.