Zilveren Huwelijksbestek

Dit zeer vroege huwelijksbestek heeft fijn gegraveerde zilveren heften met grotesken en cartouches met daarin Bijbelse voorstellingen. Op de zijkanten zijn de namen van echtlieden gegraveerd en 1590, het jaar waarin zij huwden.

Zilveren lepels, vorken en messen van Nederlandse oorsprong van vóór 1600 zijn uiterst zeldzaam. De meesten werden toen gebruikt voor het serveren en snijden. Messen met representatieve handvatten of belangrijke versieringen waren veel duurder dan minder gedecoreerde, zeker als ze ook nog van zilver waren. Het gebruik ervan was beperkt tot de gegoede klasse. In de loop van de zestiende eeuw ontstond in de Nederlanden het zilveren huwelijksbestek, dat de welvarende bruidegom aan zijn bruid schonk met inscripties van hun beider namen.

Zestiende-eeuwse sets als deze zijn uiterst zeldzaam.

Het bestek bestond uit een ijzeren mes en een vork met een plat zilveren handvat. De zilveren heften, elegant geschulpt aan het uiteinde, hadden een geprofileerde knop. Ze waren versierd met aan het huwelijk gerelateerde, bijbelse taferelen of figuren, omgeven door laat-groteske ornamenten met een uitgestoken en gezwarte ondergrond . Er zijn verschillende zeventiende-eeuwse voorbeelden van dergelijke mes- en vorkheften in zilver en niëllo bewaard gebleven, waarvan de meeste zich in museumcollecties bevinden. Zestiende-eeuwse sets als deze zijn uiterst zeldzaam. De exemplaren die bekend zijn staan bekend om hun verfijning en de kwaliteit van de gravures op de heften.

Gravures op het Mes

De gravures op het heft van het mes zijn op dezelfde wijze in vlakken verdeeld als bij de vork. Het onderste vlak is echter versierd met grotesken. De naam van de bruidegom, Jehan van Dallem en de datum 1590 is aan de ene zijkant gegraveerd. De inscriptie aan de andere zijkant luidt: Rien sans peyne met het jaartal 1590. ‘Niets zonder inspanning’ is de instructie en verwijst naar de twee Bijbelse voorbeelden die aan beide zijden zijn gegraveerd: Een scène uit Genesis III , de afbeelding na de zondeval, God staat aan de linkerkant en wijst naar Adam en Eva, die van de boom des goeds en kwaads hebben gegeten en zich realiseren dat ze naakt zijn en uit schaamte hun lendenen met hun handen met vijgenbladeren bedekken. Aan de andere zijde is een scène uit het apocriefe verhaal van Tobie (Tobit) VIII te zien. We zien Tobit en Sara, biddend naar God. Op de achtergrond staat een bed met een baldakijn. In het bovenste deel van het handvat staan twee gevleugelde figuren tussen trossen fruit. Boven hen, in een ronde omlijsting, zijn twee ineengeslagen handen die een brandend hart vasthouden. Aan de andere kant staat een pelikaan die haar jongen voedt.

Gravures op de Vork

Het heft van de vork is aan de ene smalle zijde gegraveerd met de naam van de bruid en het jaartal waarin zij huwde, Marite van Ydeghem, en draagt aan de andere zijkant de inscriptie rien sans avis 1590 (niets zonder overleg). De versieringen aan de voor- en achterzijde van het heft zijn in verschillende vlakken verdeeld. In het onderste compartiment zijn bloemen aangebracht op een geruite achtergrond. Twee satyrs houden een banier op met rolwerk die verwijst naar het onderwerp van de voorstelling in het paneel erboven.

Twee ineengeslagen handen houden een brandend hart vast

Aan de ene kant is een scène uit het verhaal van Susanna verbeeld. Er is te zien hoe twee oude mannen om Susanna heen staan en haar aanraken, terwijl Susanna, in een afwijzende positie, naakt aan het baden is in een fontein. Aan de andere kant wordt de banier opgehouden door twee wespen en is Genes II (genesis II) afgebeeld. Het is de scene in de tuin van Eden, het Aardse paradijs en we zien de arm van God, die Eva uit de Rib van Adam schept. Beide voorstellingen zijn omlijst door zuilen met een boog erop. Dit handvat heeft dezelfde decoratie aan de bovenzijde met twee ineengeslagen handen die een brandend hart vasthouden aan de ene zijde en de pelikaan die haar jongen voedt aan de andere.

Zuidelijke Nederlanden

De familienaam van de bruid, Marite van Ydeghem, is te herleiden naar een oud Ridderlijk geslacht Ydeghem of Yedeghem uit West-Vlaanderen. Echter, in de periode voorafgaand aan het moment dat dit bestek werd vervaardigd, vonden door de Spaanse ‘beroerlijke tijden’ en de reformatie grote migratiestromingen plaats tussen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden. Het is daarom niet vanzelfsprekend dat Marite van Ydeghem nog in West-Vlaanderen woonde op het moment van trouwen. De naam van de bruidegom, Van Dallem, is vrij algemeen. Rond 1590 komen we deze naam zowel in Den Haag als in Brussel tegen. Hoewel zowel de vorm als de decoratie van het bestek, naar voorbeeld van prenten van de van oorsprong Luikse Theodor de Bry zijn gemaakt, is het bekend dat de voorbeeldprenten in andere edelsmeedcentra terecht zijn gekomen en daar zijn toegepast. Voorbeelden van dit soort messen en vorken zijn zowel in boedellijsten in de Noordelijke Nederlanden, als de Vlaamse, Zuidelijke Nederlanden te vinden. Omdat geen van de bekende huwelijks bestekken van zilverkeuren voorzien zijn is het niet exact vast te stellen in welke stad ze zijn gemaakt.

Johann Theodoor de Bry

De gebruikte ornamenten en afbeeldingen werden afgeleid van kopergravures, die speciaal voor dit doel werden ontworpen. De meeste ontwerpen zijn anoniem maar van de graveur Johan Theodoor de Bry is een relevante prent bekend die deel uitmaakt van de collectie van Museum Boijmans van Beuningen. Johann Theodor de Bry werd in 1561 in Strassbourg geboren, als oudste zoon van zilversmid en prentmaker Theodor de Bry en Katharina Esslinger. Hij leerde het vak van zijn vader, die vooral bekend was van zijn prenten van vroeg-Europese expedities naar Latijns- en Zuid-Amerika. Zijn vader had zich tot het Protestantisme bekeerd, waarna de familie door de Spaanse inquisitie genoodzaakt was Luik in 1570 te verlaten. Ze vestigden zich achtereenvolgens in Strassbourg, Antwerpen en Londen en kwamen uiteindelijk in 1588 in Frankfurt terecht. Zowel Johann Theodor als zijn broer Johann Israël werkten voor de uitgeverij van hun vader. Na diens dood in 1598 nam Johann Theodor de uitgeverij van de familie over. Hij overleed in 1623.

Bijbelse verhalen als morele voorbeelden

De opkomst van niet-devotionele, Bijbelse voorstellingen in het interieur hangen samen met het bijbels humanisme, een geestelijke stroming die de christelijke traditie met de cultuur van de oudheid poogde te verzoenen en die haar opmars gelijktijdig begon met de Reformatie. Dit bijbels humanisme was in eerste instantie meer te vinden in geletterde kringen en had met name zijn weerslag op de interieurs van de stedelijke sociale bovenlaag. Hoewel het Bijbels humanisme vooral te vinden was in de Protestantse kringen, zal het ook de Katholieke milieus beïnvloed hebben. De onderwerpen die als illustratie dienden voor veel gebruiksvoorwerpen in de Nederlanden waren afkomstig uit het Oude Testament. De Bijbelse verhalen dienden als morele voorbeelden, waarbij het brave en deugdzame naast het tegenovergestelde werden verbeeld.

Het Verhaal van Susanna

Susanna is een vrouw uit het apocriefe verhaal van Daniël. Susanna was een mooie, godvrezende, kuise vrouw, die getrouwd was met de rijke Joachim. Op een dag baadde zij in een afgesloten tuin, in de veronderstelling dat niemand haar kon zien. Maar daar vergiste zij zich in: twee ouderlingen (rechters) bespiedden haar en deden haar oneerbare voorstellen. En ze dreigden, dat wanneer Susanna niet op hun voorstellen in zou gaan, zij haar zouden aanklagen voor overspel, een overtreding waarop in de Thora de doodstraf stond.

De rechters werden nu zelf ter dood veroordeeld

Toch weigerde Susanna op de avances in te gaan en de volgende dag werd zij opgepakt en door de rechters ter dood veroordeeld. Maar als Susanna weggevoerd wordt, staat de jonge Daniël op, die tegenstrijdigheden in de getuigenissen over het gebeurde aan de rechters weet te ontfutselen. Susanna wordt vrijgesproken en de rechters worden nu zelf ter dood veroordeeld. Het verhaal van Susanna had een voorbeeldfunctie voor vrouwen en werd veelvuldig toegepast en afgebeeld op meubelstukken in huis die door vrouwen worden gebruikt. Het was een positief voorbeeld over vrouwen uit het Oude Testament. Daarnaast was het een geliefd thema onder kunstenaars, omdat het een legitieme mogelijkheid bood een naakt vrouwenlichaam uit te beelden.

Genesis II en het Huwelijk

Nadat God op de Zevende dag de wereld had geschapen, schiep hij uit het stof van de aarde de mens. Hij schiep de Tuin van Eden met de boom des levens en de boom des goeds en kwaads en ook de dieren. Hij creëerde de vier rivieren om de tuin te bewateren. Toen zette hij de mens in de tuin van Eden, om deze te bewerken en te bewaren. Hij gebood de mens dat hij van alle bomen mocht eten, behalve van de boom des goeds en kwaads. Maar de mens was alleen. Terwijl de mens sliep, haalde God een rib uit Adam en schiep een vrouw, een helper, Eva, die hij naar Adam bracht. En Adam zei: ´Dit is been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees. Deze zal manninne genoemd worden, want deze is uit de man genomen. Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aankleven: en zij zullen één vlees zijn. Zij waren beide naakt en zij schaamden zich niet.´ Deze verklaring die het huwelijk als Gods’ creatie ziet, was natuurlijk bij uitstek geschikt om te gebruiken op een huwelijksbestek.

Adam en Eva

Op deze kant van het mes-heft wordt met het verhaal van Adam en Eva en de zondeval ook de andere kant van het leven belicht, waar de vrouw niet zo’n fraai voorbeeld gaf. Eva was de belichaming van het kwaad bij uitstek; ze werd gezien als de poort naar de hel. Tenslotte werd de mens door Eva’s handelen met erfzonde belast. Ze kan hierdoor als het oertype van de helse vrouw worden gezien, waarbij de onbevlekte heilige maagd Maria de ‘hemelse’ vrouw bij uitstek is. In het werkelijke leven werd het beeld van Eva meer van toepassing geacht op de vrouw dan Maria en gold het als een morele waarschuwing.

Het is niet goed dat de mens alleen is

Tobias VIII

Tobias, de zoon van Tobit, wil met Sarah trouwen. Maar al Sarahs zeven eerdere pogingen te trouwen leidden ertoe dat de mannen in de huwelijksnacht overleden. Wanneer zij zich na de huwelijksmaaltijd terugtrekken stelt Tobit voor om gezamenlijk tot God te bidden en de Heer te vragen zich over hen te ontfermen. ‘Geprezen bent U, God van onze Voorouders, geprezen zij uw naam in alle eeuwigheid. Laat de hemel en heel uw schepping u voor altijd prijzen. U hebt Adam gemaakt en Eva als helper en metgezel gegeven, en uit hen is heel de mensheid voortgekomen. U hebt gezegd: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper maker die bij hem past’. Ik zeg u dat ik deze vrouw niet uit begeerte ben getrouwd, maar omdat ik trouw aan uw wet wil zijn. Toon ons barmhartig en laat ons samen oud worden. Amen, amen´. Toen sliepen ze met elkaar.  De ouders van Sarah lieten uit voorzorg alvast een graf graven, maar de volgende morgen bleek het niet nodig: God was genadig en had het huwelijk gezegend. Het graf werd voor zonsondergang nog dichtgegooid en Tobias en Sarah leefden nog lang en gelukkig. 

Clara Peeters

Dit type mes is soms terug te vinden op 17de-eeuwse stilleven; op een aantal schilderijen van Clara Peeters is er een te zien, zoals te zien is op het detail van dit schilderij ‘Stilleven met kazen, amandelen en pretzels’ dat zij schilderde in 1580 en nu in het Mauritshuis hangt. Op het zeer vergelijkbare mes heeft zij haar signatuur gezet.

Share

    This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

    Previous item Zilver Archief overview Next item

    Join our newsletter

    Sign up
    Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze collectie, beurzen en de laatste nieuwsberichten.