Dit zeldzame paar zilveren tabakspotten is gemaakt door de bekende Groningse zilversmid Henricus Nicolaas Hubert in 1788-89. Ze hebben de vorm en verhouding van de grote tonnen waarin tabak, en ook andere goederen vanuit de Nieuwe Wereld naar Europa werd vervoerd.
Een Uniek Paar Groningse Tabakspotten
Deze tonnen waren opgebouwd uit houten duigen die bijeen werden gehouden met van wilgentenen gemaakte kuipbanden. Op deze gestileerde zilveren exemplaren zijn vier kuipbanden aangebracht. Ze zijn op regelmatige, gelijke afstand van elkaar geplaatst en bestaan ieder uit drie ronde ‘wilgentenen’. Omdat de delen tussen de kuipbanden geheel glad zijn hebben de vaatjes een prachtige strakke uitstraling. Dit contrasteert mooi met de luchtige takvormige versiering op het deksel, die bestaat uit verfijnde roosjes met blaadjes en een granaatappel, die als knop fungeert. Dit ornament is uitgevoerd in de Louis XVe stijl. De bodem van de tonnen is van hout gemaakt. Dit is het enige bekende paar Nederlandse zilveren tabakstonnen uit de 18e eeuw.
Columbus
De geschiedenis van het roken in Europa begint met de ontdekking van Zuid-Amerika door Christoffel Columbus in 1492. In Cuba kwam hij in aanraking met allerlei exotische planten en kreeg hij van inheems-Amerikaanse volkeren tabaksbladeren aangeboden, die hij mee naar Spanje nam. In eerste instantie wees men het roken van tabak af, omdat de kerk dacht dat het van heidenen en dus van de duivel afkomstig was. Wel geloofde men dat tabak een medicinale, helende werking kon hebben. Toen ook de Engelsen en de Hollanders in Zuid-Amerika met tabak in aanraking kwamen, kwam de handel tot bloei.
Roken
De prijs van geïmporteerde tabak was hoog en er werden bovendien flinke belastingen over tabak geheven. Toch raakte het pruimen en snuiven van tabak in Nederland aan het eind van de 16e eeuw in de mode. In de 17e eeuw bloeide de tabaksindustrie in Nederland en ging men voor het eerst pijproken. Er werd geprobeerd tabak in Nederland te verbouwen, maar de beste kwaliteit kwam uit Suriname. Overal, in huizen, tavernes, winkels en op schepen en door alle lagen van de bevolking in de Republiek werd gerookt. Burgers, boeren en buitenlui, alle mannen lieten zich de pijp smaken, wat goed op schilderijen uit de Gouden Eeuw is te zien.
Groningen
In eerste instantie werd tabak vanwege de toegedichte medicinale werking in apotheken verkocht, maar vanaf de 17e eeuw in speciale kruidenierswinkels, die overal in de steden te vinden waren. Ook in de stad Groningen, waar de handel en de verkoop van koloniale waren als suiker, cacao, koffie en tabak in die tijd zeer lucratief was. De armste rokers kochten in de tavernes een voorgestopte pijp. De rijkere burger kocht tabak. Zo kon men aan het eind van de 18e eeuw in ‘De rookende moor’ in de Oude Ebbingestraat terecht. De winkel was te herkennen aan een houten beeld van een als voorname, rokende, Afrikaanse vorst geklede Moor, rijkelijk met goud versierd. De Moor of Moriaan was een populair symbool om tabaksverkoop mee aan te duiden maar had feitelijk niets met de tabakshandel te maken. Het was een Afrikaan, die in de tijd van de slavenhandel vanuit Afrika naar de Amerikaanse tabaksplantages was overgebracht om daar te werken. Een slaaf zou nooit een lange pijp kunnen roken; dat was voorbehouden aan de plantagehouders en de Europese handelaren. De hier afgebeelde Moor heeft een lange tabakspijp in zijn linkerhand en in zijn rechterhand draagt hij een pot met het opschrift 'rappé', het Franse woord voor geraspt. Uit dit soort balustervormige aardewerken potten werd snuiftabak verkocht. Om de tabak thuis te bewaren, of in de jaszak mee te nemen had men tabaksdoosjes. Deze waren vaak gemaakt van materialen als tin en koper of, voor de meer gefortuneerden van zilver of zelfs goud. De zilveren tabaksdoosjes komen in Nederland sinds het midden van de 17e eeuw voor.
Tabakspotten
Als de prijs van tabak in de loop van de 18e eeuw daalt en de consumptie ervan stijgt, worden de tabaksdozen groter en ontstaan zilveren tabakspotten. De afmeting van deze twee zilveren tonvormige tabakspotten is uitzonderlijk groot en het feit dat het een paar is, is uitermate zeldzaam. De status van de roker was af te lezen van zijn tabaksdoos en rookgerei. Het is duidelijk dat dit paar helder glanzende zilveren Groningse tabakspotten gemaakt is om de omgeving te verbluffen.
Henricus Nicolaas Hubert
De tonnetjes zijn gemaakt door de bekende Groningse zilversmid Henricus Hubert (1748-1826). Hij behoorde tot de katholieke gemeenschap van de stad. In 1757 ging hij in de leer bij zijn kinderloze oom Bernardus Papinck, die hij ook opvolgde. In 1774 werd hij meesterzilversmid, waarvoor zijn tante de kosten betaalde. Een jaar later overleed zij en erfde Hubert het huis en het zilvergereedschap. Hij was in 1797 hoveling van het gilde. In datzelfde jaar, 1797, werd hij weesmeester van de Groningse weeskamer. De weeskamer hield toezicht op de weeskinderen en moest controleren of de voogden hun belangen goed verdedigden. Voor 1795 was deze functie uitsluitend beschikbaar voor gereformeerden, maar met de overgang naar de Franse tijd konden ook andere gezindten weesmeesters leveren. Hubert had een zaak aan de Vismarkt, het tweede huis ten oosten van de Vuilegang. Hij was de derde katholieke zilversmid in dit huis met een uithangteken van De Gouden Ploeg. Hubert en zijn vrouw Aldegondis Maria Boelens kregen zeven kinderen. Verschillende dochters huwden zilversmeden, maar het huis verkocht hij na het overlijden van zijn vrouw aan zijn neef zilversmid Nicolaas Wilhelmus Crone. Tot 1935 werd het pand bewoond door zilversmeden uit de familie. In dat jaar legde de laatste het ambacht neer en schonk zijn gereedschappen aan het Groninger Museum. Henricus Hubert was een productief zilversmid en van zijn hand zijn verschillende stukken bekend, onder meer melkkannen met deksel, een mosterdpot, een dienblad, kandelaars en een zilveren fontein met bak voor een klapbuffet .
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.