Deze zeer elegante mand met olie- en azijnstel is onderdeel van het huwelijksservies van Cornelis Pieter Baron van Leyden, die in 1764 trouwde met Hermina Jacoba, Gravin de Thoms. Het geheel werd gemaakt door een van de beste zilversmeden van Den Haag, Isacq Samuel Busard, die het in 1765 leverde. Andere stukken in het servies, ook van Busard en Rutgerus Memeling, werden in 1767 toegevoegd. Tot op heden zijn er zes stukken bekend van het originele zilveren servies. Vier daarvan bevinden zich in de collecties van het Kunstmuseum in Den Haag en Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.
De Van Leyden Mand met Olie en Azijnstel
De ovale mand heeft opengewerkte en gegraveerde zijkanten die het effect geven van vlechtwerk. Langs de onder- en bovenrand zijn rocaille- en bladerranken gegoten met twee geïntrigeerde handvaten die versierd zijn met takjes en bladeren. De rocaille versieringen langs de onderste rand dienen ook als pootjes. In het midden van elke zijde bevindt zich een groot rocaille ornament met daarin de gegraveerde wapens van de families Van Leyden en De Thoms.
Isacq Samuel Busard maakte een prachtig rococo zilveren frame voor de twee grote en twee kleinere kristallen flessen die in de mand passen. In het midden bevindt zich een houder voor een zilveren specerijstrooier die in hetzelfde jaar in Den Haag werd gemaakt door zijn collega-zilversmid Pieter Kersbergen. Het zilveren frame is aan de mand bevestigd met een zilveren schroef en kan gemakkelijk worden verwijderd. Hierdoor heeft de mand een dubbele functie en kan zowel als olie en azijnstel of als broodmand worden gebruikt.
Vlessenmandje
'Gewone' zilveren olie en azijnstellen komen vaak voor in zeventiende- en achttiende-eeuwse Nederlandse inventarissen. Ze worden afzonderlijk vermeld samen met de mosterdpot en de specerijen- en suikerstrooiers, of als een dienblad met olie- en azijnflessen, een suikerpot en een peperstrooier. Alleen in Nederland verscheen na het midden van de achttiende eeuw een luxere versie: een olie- en azijnstel in een zilveren mand. In een inventaris uit 1766 staat een vlessenmandje met zijn peperbusje. Olie- en azijnstellen in een mand hebben soms twee flessen voor olie en azijn en soms, zoals in dit voorbeeld, vier, voor andere smaakmakers.
Cornelis Pieter Baron Van Leyden
Het gegraveerde wapen op de mand is van Cornelis Pieter des H.R. Rijksgraaf Van Leyden. Hij werd geboren op 14 juli 1738 in Leiden, Zuid-Holland en was kapitein ter zee, lid van de vroedschap en schepen van Haarlem. Op 14 oktober 1764 trouwt hij in Leiden met Hermina Jacoba gravin De Thoms. Het echtpaar krijgt één zoon, Jonkheer mr. dr. Frédéric Auguste Van Leyden van Westenbarendrecht en twee dochters, Sophia Dina des H.R. Rijksgravin Van Leyden en Johanna Maria des H.R. Rijksbarones Van Leyden. Op 1 mei 1790 overlijdt Cornelis in Warmond, op 51-jarige leeftijd. Zijn echtgenote Hermina is in 1814 overleden.

De familie Van Leyden was een regentengeslacht waarvan de opvolgende generaties belangrijke functies vervulden in het openbaar bestuur van de stad Leiden en daarbuiten. Meerdere Van Leydens waren burgemeester van de stad Leiden en dienden als burggraven.
Zelf beweerden ze af te stammen van een middeleeuws adellijk geslacht van dezelfde naam. De aanspraak op een hoge status ontstond echter in de zestiende eeuw toen Mr. Adriaen Dircsz. van Leijden in 1548 de titel Baron des H.R. Rijk ontving van de Duitse keizer Karel V. Deze titel werd door Keizer Karel VI in 1732 voor een van zijn nazaten zelfs verhoogd tot H.R. Rijkgraaf. Sindsdien noemden de Van Leydens zich H.R. Rijksbaron.
In Holland kon aan een dergelijke buitenlandse titel geen rechten worden ontleend.
Zeeland
Door vererving en huwelijken verkreeg de familie naast Leiden ook grote belangen op de Zuid-Hollandse eilanden waar ze een uitgestrekt grondbezit op Voorne hadden en de heerlijkheden Vlaardingen en Vlaardingerambacht (1724). Dit bezit zou in de loop der jaren door aankopen nog verder worden uitgebreid. Toen de Staten van Holland besloten om honderd ambachtsheerlijkheden uit hun bezit te verkopen, verwierven de Van Leijdens daar een groot aantal van, voornamelijk op Voorne. Cornelis’ vader Diederik Pietrsz van Leyden bezat meer Hollandse heerlijkheden dan enig ander persoon, op de prinsen van Oranje na. Dankzij de nog eens zeventien heerlijkheden die Diederik van Leijden zelf tijdens zijn leven had verworven, konden zijn vijf zonen ieder van een fors aantal heerlijkheden worden voorzien. Cornelis Pieter erfde Onwaard met Aarddijkswal, Oud Craayerspolder, Nieuw Craayerspolder, Craeyenesse. Na de dood van zijn broer Jan werd hij ook heer van West-Barendrecht met Jacob Dammaspolder en Carnisse. In 1774 kocht hij de hoge heerlijkheid Warmond van het Hollandse adellijke geslacht Van Wassenaer. Zo werd hij ook Heer van Warmond en breidde het bezit van de Van Leijdens zich ook nog uit na de dood van Diederik. Hoewel Diederiks zonen een respectabele leeftijd bereikten, stierf de familie van Leijden in 1821 in mannelijke lijn uit.
Grootste Huis van Leiden
De Van Leydens waren zich bewust van hun vooraanstaande positie en vanaf 1658 tot in 1791 bewoonden zij op het Rapenburg het Huis van Leyden op nummer 48, een stadspaleis dat bekend staat als het grootste huis van Leiden. Hier toonden zij aan hun gasten hun familieportretten en hun kunstverzamelingen. Het wordt beschouwd als het stamhuis van de familie.
Cornelis Pieter en zijn echtgenote Hermina Jacoba gravin De Thoms woonde echter in Huis te Warmond, gelegen in een fraai landschapspark ten noorden van Warmond, niet ver van Leiden en de Kaag. De eerste vermelding van het huis stamt uit 1362. Na de aankoop van het kasteel en heerlijkheid in 1774 liet het paar het verbouwen tot een neoclassicistisch zomerverblijf.
Kunstcollectie
Naast heerlijkheden en titels, waren De Van Leydens ook verzamelaars van kunst. Cornelis Pieter’s broer, Pieter Cornelis kon dankzij zijn vermogen en Europese netwerk in ruim vijftig jaar een collectie van 50.000 prenten verzamelen. Deze collectie werd in 1807 door Lodewijk Napoleon aangekocht voor de Koninklijke Bibliotheek en vormt nu een groot deel van de prenten collectie van het Rijks prentenkabinet, Amsterdam. Naast deze omvangrijke collectie prenten verzamelde de familie ook schilderijen en zilver.
Isacq Samuel Busard
De rond 1706 geboren Haagse zilversmid Isacq Samuel Busard trouwde op 22 juni 1749 met Anna-Antoinette Trouillé. Hij woonde respectievelijk op de Fluwelen Burgwal, Kalvermarkt en Korte Poten. Busard werd meester in 1731 en trad in dat jaar toe tot het Haagse zilversmedengilde. Hij behoorde tot de beste zilversmeden van Den Haag. Als zilversmid en kashouder - hij verkocht niet alleen stukken van hemzelf maar ook van collega-zilversmeden - stond hij bekend om de hoge en zware kwaliteit van zijn stukken. Hij had een goed gevoel voor ornament en verhoudingen en zijn uitvoeringen zijn onovertroffen. Hij overleed op 78-jarige leeftijd op 11 februari 1784.
Keuren
Gekeurd op de bodem met het stadskeur van Den Haag, de Hollandse leeuw, de jaarletter T voor 1765 en het meesterteken IB voor Isacq Samuel Busard.
De specerijenstrooier is eveneens gekeurd met het stadskeur voor Den Haag, de Hollandse leeuw en de jaarletter T voor 1765 en heeft het meesterteken PT voor Pieter Kersbergen.




