Inktstel

Dit inktstel van Rudolf Sondag is zeer groot van formaat. Het behoort tot de grootste Nederlands zilveren exemplaren die bekend zijn uit de 18e eeuw en die zijn zeer zeldzaam. Het is één van de slechts drie bekende exemplaren die in Rotterdam gemaakt zijn.

Dit grote inktstel bestaat uit een rechthoekig blad met een golvende rand die is gedecoreerd met gegoten C-vormige voluten en rocailles. Het blad staat op vier omgekrulde pootjes en heeft bovenop drie standringen waarop een inktpot, een zandstrooier en een kaarsenhouder staan. In de lengte van het blad is een langwerpige holle uitsparing voor een pennenmesje of schrijfpen aangebracht. De inktpot en de zandstrooier staan aan weerszijden van de kaarsenhouder en zijn, geheel volgens de dan heersende mode, getordeerd vormgegeven. Onder de kaarsenhouder is een hol compartiment waar zegellak in kan worden opgeborgen.

18e eeuwse inktstellen

Op Hollandse groepsportretten van schutters, regenten en regentessen uit de 17e eeuw komen inktstellen met enige regelmaat voor. Deze zijn vrijwel altijd donkergrijs van kleur weergegeven, wat het aannemelijk maakt dat het tinnen exemplaren betreft. Zilveren inktstellen uit die tijd zijn in elk geval niet bewaard gebleven. De vroegst bekende overgebleven exemplaren dateren uit het eerste kwart van de 18e eeuw. Vaak zijn deze klein van formaat en soms maken ze onderdeel uit van een toiletservies. Deze inktstellen hebben meestal een ovaal of rechthoekig blad met een inktpot en een strooibus erop.

Groot

Het vroegst bekende inktstel van dit grote formaat is in 1703 in Den Haag vervaardigd. Rond het midden van de 18e eeuw zijn ons, tot nu toe, zeven grote zilveren inktstellen bekend die in de dan heersende Lodewijk XV-stijl zijn gemaakt. Deze zijn hoofdzakelijk in Den Haag, Rotterdam en Middelburg gemaakt.

De kaars werd niet alleen gebruikt als verlichting maar ook om de lak te smelten waarmee een brief verzegeld kon worden.

Het inktstel bestaat in deze tijd uit een inktpot en een zandstrooier met daartussen een kaarsenhouder of een bel waarmee de bediende worden gewaarschuwd als de brief gereed was en bezorgd moest worden. De kaars werd niet alleen gebruikt als verlichting maar ook om de lak te smelten waarmee een brief verzegeld kon worden. Naar het einde van de 18e eeuw worden inktstellen weer kleiner van formaat en wordt vaak blauw of helder glas met zilveren monturen toegepast voor de inktpot en de strooibus.

Schrijven

In Europa waren monniken tot aan de late Middeleeuwen bijna de enigen die konden lezen en schrijven. De geschreven taal was Latijn. Slechts een klein deel van de elite was geletterd. Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw ontstaat in Italië een nieuwe manier van denken onder geleerden, waarbij men een hernieuwde interesse krijgt in de Klassieke Oudheid. De focus die in de Middeleeuwen op religie lag, verschuift naar de vraag wat het betekent om mens te zijn: het Humanisme. De ontwikkeling van de mens via educatie aan de hand van de klassieke literatuur en de promotie van burgerlijke deugd staat daarbij centraal.

Alleen op deze wijze kan de mens zijn volledig potentieel benutten. Dit is zowel in zijn eigen belang, als dat van de maatschappij waarin hij leeft. De nieuwe denkwijze en benadering verspreid zich in de 15de eeuw in een rap tempo binnen heel Europa, waarbij de uitvinding van de boekdrukkunst door Gutenberg rond 1445 van enorm groot belang was. Er vond werkelijk een mediarevolutie plaats en in de loop van de 15de eeuw ontwikkelt zich de geletterdheid onder edelen, kooplieden en magistraten. Deze trend zet zich in de 16de eeuw voort, waarbij de reformatie ook heeft bijgedragen: een van de speerpunten van Luther was dat iedereen de bijbel zelf moest kunnen lezen en daarnaar leven.

Schrijven in de Nederlanden

In de Nederlanden werd vanaf de 17de eeuw veel aandacht besteed aan onderwijs. Het was noodzakelijk dat men kon lezen en schrijven om mee te kunnen draaien in de groeiende economie. Het was zelfs een voorwaarde om leerling te kunnen worden bij een gilde. Men vond het zo belangrijk dat ook kinderen die te vondeling gelegd waren onderwijs kregen en leerden lezen. De geletterdheid in de Nederlanden was dan ook opvallend hoog. De achteruitgang van de economie in de 18e eeuw zorgde echter weer voor een verslechtering in het onderwijs en daardoor voor een daling van de leesvaardigheid.

Eerste Inktstellen

De vroegste inktpotten komen uit het Oude Egypte, waar de leden van de hoogste klassen hun ondergeschikten, de klerken, papyrusrollen en stenen lieten beschrijven. Kommetjes, kruikjes, glazen flesjes, maar ook schelpen of geiten- of koeienhoorns werden hiervoor gebruikt.

Vanaf de 15de eeuw zijn steeds meer mensen geletterd en stijgt de vraag en het aanbod van inktpotten. De eerste luxueuze inktstellen, bestaande uit een inktpot, een zandstrooier en een pennenmes op een blaadje, dateren dan ook uit de 15de eeuw. In de inktpot werd inkt bewaard, men gebruikte zout of zand om de inkt sneller te laten drogen en overbodige inkt op te zuigen. Het pennenmes werd gebruikt om de punt van de ganzenveer te slijpen of inktvlekken uit perkament of papier weg te krabben.

Het inktstel was een essentieel onderdeel van de scrittoio of studiolo, de studeerkamer voor geestelijken, magistraten en vorsten. Bij geestelijken en magistraten was de studiolo eenvoudig ingericht, maar de vorstelijke studiolo was zeer rijkgedecoreerd.

Ganzenveer

Tot het jaar 700 werden pennen gesneden uit bamboe en riet. Deze pennen werden toen vervangen door de ganzenveer. Ook in de 18e eeuw, toen dit inktstel vervaardigd werd, schreef men vooral met ganzenveren.

De voorkeur ging uit naar veren uit de linkervleugel omdat deze, door de lichte buiging in de veer van de schrijver af liep

Deze werden in de lente van een levende gans genomen. De voorkeur ging uit naar veren uit de linkervleugel omdat deze, door de lichte buiging in de veer van de schrijver af liep en daardoor beter in de hand lag van de voornamelijk rechtshandige schrijvers. Zwanenveren waren nog beter geschikt om mee te schrijven, maar waren zeldzamer en dus duurder. Om een veer geschikt te maken om mee te schrijven werd deze eerst schuin afgesneden. Vervolgens werd het merg verwijderd en diende de veer gehard te worden. De veer werd eerst net zo lang in water geweekt totdat hij er glanzend wit uitzag. Het geweekte deel werd vervolgens in een houder met zand gestoken met een temperatuur van rond de 170-180 graden. Het zand moest zo warm zijn dat de pen wel siste, maar niet barstte. Als de punt door de verhitting doorschijnend was geworden werd de bovenste huidlaag van de pen gekrabd en kon de pen gesneden worden tot een punt. Deze punt zoog zich vol met inkt zodat ermee geschreven kon worden.

Zilver in Rotterdam

Rotterdam ontstond rond 1270 en kreeg in 1340 stadsrechten. In eerste instantie was de visserij de voornaamste inkomensbron in Rotterdam, maar al snel legde men havens aan en werd het een belangrijke handelsplaats voor landbouwproducten en wol. De stad kenmerkt zich sindsdien door zijn haven. Toch bleef het tot in de 17de eeuw een betrekkelijk kleine stad en woonden er slechts enkele zilversmeden. In de loop van deze eeuw bloeit Rotterdam op en groeit tot wel 50.000 inwoners. Dat had alles te maken met de handel en de schepen van de WIC die vanuit deze plaats vertrokken. In de 18de eeuw verliep vrijwel alle handel met Engeland via Rotterdam en niet via Amsterdam. Met de toegenomen welvaart steeg ook de vraag naar zilveren voorwerpen, waarbij vooral de burgerij een belangrijke opdrachtgever was.

Over de zilversmid

The Rotterdam silversmith Rudolph Sondag was born in 1726. He worked from 1746 until his death on 21 November De Rotterdamse zilversmid Rudolph Sondag werd geboren in 1726. Hij was werkzaam vanaf 1746 tot zijn overlijden op 21 november 1812. Hij was gehuwd met Johanna van Essen en woonde in de Hoogstraat bij de Lamsteeg. Sondag was een zeer productief zilversmid. Het is opmerkelijk dat de kwaliteit van de stukken waarop zijn meesterteken is afgeslagen grote verschillen vertoont. Mogelijk werden er ook stukken door leerlingen vervaardigd, waarbij Sondag garant stond voor het gehalte door zijn meesterteken op het voorwerp aan te brengen. Werken met zijn meesterteken variëren van eenvoudige zoutvaatjes en couverts tot aan pronkstukken zoals kastanje vazen en kandelabers. Er zijn ook fraaie open gezaagde broodmanden, gladde dienbladen en weelderig gedreven ceremonieel zilver voor burgerlijke instellingen en kerken van zijn hand bekend.

Naast goud- en zilversmid was hij ook kashouder. In zijn woonplaats Rotterdam heeft hij verschillende bestuursfuncties bekleed. Ook zijn zoon Johannes Petrus Sondag is zilversmid geworden . Behalve dit inktstel zijn er twee andere, zeer vergelijkbare inktstellen van Sondag bekend. Een uit 1773 die zich in de collectie van Museum Boijmans van Beuningen bevindt, en een uit 1772 in een particuliere collectie.

Keuren

Gekeurd op de onderzijde met het stadskeur van Rotterdam, de Hollandse leeuw, de jaarletter b voor 1760 en het meesterteken een zon voor Rudolf Sondag.

Share

    This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

    Previous item Zilver overview Next item

    Join our newsletter

    Sign up
    Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze collectie, beurzen en de laatste nieuwsberichten.