Vier Haagse Sauskommen Met Lepels  

Deze uitzonderlijke en elegante sauskommen met lepels zijn virtuoos ontworpen en gemaakt door Pieter Kersbergen. Sauskommen in deze zware kwaliteit zijn zeer zeldzaam binnen het 18e eeuwse, Nederlandse zilver. Samen wegen de vier sauskommen bijna twee kilo, en dat is zonder de lepels. Het komt zelden voor dat de oorspronkelijke sauslepels bij de sauskommen bewaard zijn gebleven. Dunnere sauzen konden uitgegoten worden, maar voor dikkere, zoals mayonaise, was een lepel nodig. 

De ronde lepelbakken hebben een geschulpte bovenrand en een elegant gekromde steel in de vorm van een blad aan een tak. Het ontwerp sluit naadloos aan bij de sauskommen die geheel gladde zijden hebben met een oplopende en vooruitstekende schenklip aan de voorkant. Langs de gewelfde bovenrand is een gegoten, geprofileerde lijst met voluten en bladeren aangebracht. Ze hebben allen een knoestige, takvormige handgreep met blaadjes, die uitloopt in twee twijgjes die de onderzijde van de kom volgen. De drie licht gebogen bladeren aan deze twijgjes fungeren als pootjes. 

Ingetogen Elegantie 

De gladde, licht gewelfde vormen van deze sauskommen laten de reflecterende werking van het zilver maximaal tot zijn recht komen en zijn kenmerkend voor de Haagse Lodewijk XVe stijl. Zilversmeden uit de Hofstad beschikten over een ongeëvenaard gevoel voor verhouding en wisten hun zilverwerken een ingetogen elegantie te geven. Deze Haagse vormgeving van het Rococo zilver is een directe weerspiegeling van de sociale en politieke functie van de stad. Naast residentie van het stadhouderlijk hof, de zetel van de Staten Generaal en de vele ambassadeurs die er woonden, werd de stad veelvuldig door buitenlandse diplomaten bezocht. Dit resulteerde in een aristocratische levensstijl en smaak. Hoewel Den Haag een relatief kleine stad was, woonden er veel kapitaalkrachtige burgers. Ook zij wilden op representatieve wijze gasten ontvangen en dat verlangde een zekere status. Hierdoor kregen de Haagse zilversmeden veel opdrachten.

Haagse stijl 

De belangrijkste Haagse zilversmeden vertonen in het derde kwart van de 18e eeuw een opmerkelijke eenheid in vormgeving en ornamentiek van de door hen vervaardigde stukken.  Engelbart Joosten, Jan Willem Burger, Pieter Kersbergen, Isaac Samuel Busard en Reynier de Haan pasten de natuurlijke tak- en bladornamenten op zeer vergelijkbare wijze toe op de vaak gladde, ingetogen stukken. Dit had als groot voordeel dat serviezen moeiteloos samengesteld konden worden uit het werk van deze verschillende Haagse zilversmeden. Aan de hand van de door hen vervaardigde voorwerpen is aan te nemen dat zij zeer nauw samenwerkten.
Deze Haagse stijl werd door verschillende zilversmeden in andere steden nagevolgd. Veel adellijke families die een huis in Den Haag hadden of daar bestuurlijke functies bekleedden, bezaten ook vaak een kasteel of buitenplaats in de provincie. Zij kochten bij voorkeur hun zilver in de hofstad maar er werden ook regelmatig door provinciale meesters stukken bij gemaakt. Zo zien we deze Haagse invloed onder andere terug in zilver uit Arnhem, Nijmegen, Zutphen, Middelburg en Maastricht. 

Madame de Pompadour

De oorsprong van deze naturalistische vormen is grotendeels te danken aan Madame de Pompadour. In 1745 werd zij de maîtresse van de Franse koning Lodewijk XV. Een groep hovelingen en financiers bracht haar onder de aandacht van de koning, om zo invloed op hem uit te kunnen oefenen. En met succes. Zij zou één van de beroemdste maîtresses van Lodewijk XV worden. Haar invloed op de koning was groot. Zij was zeer geïnteresseerd in de kunsten. Lodewijk XV wees haar aan als beschermvrouw van kunstenaars en schrijvers. Ze toonde groot enthousiasme voor de romantische ideeën van de filosoof Jean Jacques Rosseau en diens “terug naar de natuur”. Het inspireerde haar onder andere om kippen te gaan houden in de tuinen van het kasteel van Versailles. Haar aandacht voor de natuur had grote invloed op de kunstenaars en ambachtslieden uit die tijd, die zich ook door de natuur lieten inspireren. Deze sauskommen zijn een fraai voorbeeld van de invloed van het Franse hof op de vormgeving van de Nederlandse kunstnijverheid.

Coulis

Sauskommen zijn van oorsprong Frans. De oudst bekende exemplaren zijn er rond 1690 gemaakt, voor het Franse hof. François Pierre de la Varenne, de kok van de markies d’Uxelles, publiceerde in 1651 Le Cuisinier François waarin hij voor het eerst het gebruik van roux beschrijft om daarmee sauzen te binden. Coulis, een geconcentreerde vleesbouillon met kruiden en broodkruimels, was de voorloper van de 18e eeuwse fonds, en vormde daarmee de basis voor talloze sauzen zoals Béchamel en Mayonaise die in de 17e en 18e eeuw ontstonden. En die moesten natuurlijk op gepaste wijze opgediend worden.

Frivool

Het Nederlandse tafelservies bestond in de 17e eeuw voornamelijk nog uit diverse schotels, lampetstellen en borden. In de 18e eeuw wordt dit uitgebreid met o.a. terrines en sauskommen. Deze voorwerpen stonden ook niet langer op buffetten opgesteld maar werden op de tafel geplaatst. Het vroegst bekende Nederlandse paar sauskommen werd in 1714 in Den Haag gemaakt. Dat model, met twee schenktuiten tegenover elkaar en twee handgrepen ertussen aan de lange zijden, was geheel naar de Franse mode vormgegeven in de streng symmetrische Lodewijk XIV-stijl. Als tegenreactie op deze rigide stijl ontstaan rond het midden van de 18e eeuw sauskommen in de dan heersende Lodewijk XV-stijl. Dit model van Pieter Kersbergen, met blaadjes en takjes behoort tot het meest frivole model dat in Den Haag gemaakt is in deze stijl.

Pieter Kersbergen

Het meesterteken P.K op deze sauskommen en lepels is toegeschreven aan Pieter Kersbergen. Op 4 juni 1749 werd hij in het eedboek van het Haagse goud en zilversmedengilde bijgeschreven. Drie jaar daarvoor was hij gehuwd met Elisabeth van der Vet. Het echtpaar woonde in de Casuaristraat. Kersbergen is een productief zilversmid geweest, van zijn hand zijn kandelaren, strooibussen, couverts en dienbladen bekend waarvan enkele stukken nu deel uitmaken van de collecties van het Rijksmuseum, Centraal Museum Utrecht en het Haagse Kunstmuseum.
Op 12 april 1772 overlijdt Kersbergen, op 51-jarige leeftijd. Er zijn verschillende stukken met zijn meesterteken bekend die voorzien zijn van jaarletters na 1772. Waarschijnlijk heeft zijn weduwe de werkplaats voortgezet na zijn overlijden, wat niet ongebruikelijk was in die tijd. 

Literatuur
Voor een vergelijkbaar paar sauskommen van dezelfde meester, zie tentoonstelling catalogus Haags Zilver uit Vijf Eeuwen, Haags Gemeente Museum, 1967 cat nr 260. 

Share

    This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

    Previous item Zilver overview Next item

    Join our newsletter

    Sign up
    Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze collectie, beurzen en de laatste nieuwsberichten.