Filigrain Theekist met Twee Theebussen

Deze grote theekist is geheel opgebouwd uit filigrain panelen. Als het deksel wordt geopend is een zware, vlakke en rijk gegraveerde zilveren binnenplaat te zien waarin twee ovale theebussen passen. De twee volledig zilveren theebussen hebben de oorspronkelijke loden voering om te voorkomen dat de thee uit zou drogen.
De wanden van de kist zijn gedecoreerd met accoladevormige patronen, slingerende motieven, voluten en rozetten die in een raamwerk gemonteerd zijn. Het oplopende deksel is gewelfd. De twee ovale theebussen in de kist hebben naar het midden toe oplopende deksels en zijn gegraveerd met bladmotieven rondom een gestileerde knop. Langs de rand zijn parelranden aangebracht. De kist staat op vier afgeplatte bolpootjes die ook geheel uit filigrain zijn opgebouwd. Aan de zijkant van de kist hangen twee c-vormige hengsels en aan het deksel is een hartvormige filigrain sluiting gemonteerd. 

Techniek

De techniek die gebruikt is om deze theekist uit zilverdraden te maken wordt Filigrain genoemd. Zilver van een hoog gehalte wordt uitgerekt tot ragfijne draden. Van slechts één gram metaal kan een draad van enkele meters worden getrokken. De draden worden om elkaar gedraaid en vervolgens geplet. Dit vormt de basis voor het filigrainwerk. De draden worden in verschillende motieven gebogen binnen een kader van een iets dikkere zilverdraad. Als het paneel wat nu ontstaan is gereed is, wordt er tot korrels vermalen soldeer over uitgestrooid. Het geheel wordt verhit in het houtskoolvuur dat zodanig opgestookt moet worden dat de soldeerkorrels smelten en de draden aan elkaar vast komen te zitten. Het woord filigrain is afgeleid van de Latijnse woorden ‘filum’, draad’ en ‘granum’, korrels, die zijn samengevoegd tot het Italiaanse woord filigrana en in het Frans filigrane. In het Nederlands werd het filigraan of filigrein genoemd, tot het in de 19de eeuw verfranst werd tot filigrain, een woord dat in de Franse taal echter niet bestaat.

Filigrain en de Nederlanden

Al in de oudheid werd in Egypte, Kreta en Griekenland en door de Etrusken een verfijnde filigraintechniek toegepast. Via handelsroutes verspreidde de techniek zich en in het eerste millennium na Christus ontstonden in Armenië, het Arabische Oosten en later in het Middeleeuwse Rusland nieuwe ambacht- en edelsmeedcentra waar de filigraintechniek zich verder ontwikkelde. Ook in het Verre Oosten werd de techniek toegepast. Door de reizen van de WIC en de VOC maakten we in Nederland kennis met filigrain.  Op 17e eeuwse Hollandse inventarislijsten worden voorwerpen gemaakt met deze techniek omschreven als “Chineeswerck” of “Indiaansch zilver”. Pas in het laatste kwart van de 17e eeuw komen we de naam “fildegreyn” tegen.  Vooral Chinese zilversmeden uit Parian (het tegenwoordige Manilla), Canton en Macao en uit het Indiaase Goa waren zeer bedreven in het vervaardigen van filigrain werk. Het was voor hen het meest interessant om zich te vestigen bij de grote handelsposten. Batavia was vanaf 1661 de belangrijkste en grootste handelspost van de VOC, het is aannemelijk dat het meeste Oosterse filigrain via deze stad naar Nederland is gekomen. Kistjes van filigrain werden op bestelling via de bemanning van de Oost-Indische Compagnieën in het Verre Oosten gemaakt en mee naar Europa genomen. Deze exotische filigrainkistjes kregen in Nederland vaak een functie als theekist door er een interieur met één, twee of drie zilveren theebussen in te plaatsen die door plaatselijke zilversmeden werden vervaardigd en toegevoegd.

Vocht

In 1667 werd voor het eerst een grote partij thee, waarvoor in Batavia geen interesse was, door de VOC naar Amsterdam gebracht. Tegen de verwachtingen van de VOC in vond de thee gretig aftrek bij het publiek en bleek het onmiddellijk een zeer winstgevend product te zijn. De aanvoer op de Nederlandse markt nam in omvang snel toe. Thee was een luxeproduct, dat voor hoge prijzen aan de man gebracht kon worden.
De thee moest zorgvuldig bewaard worden, omdat vocht een zeer nadelige invloed heeft op de kwaliteit ervan. Men bewaarde de thee daarom in loden bussen, die vaak van een extra binnen deksel voorzien waren. Voor de zekerheid werd een stuk houtskool toegevoegd om vocht op te nemen. Voor het dagelijks gebruik werden kleine hoeveelheden van de kostbare thee in het ‘theesalet’ bewaard. Dit was het meest luxueuze vertrek in het huis, de woonkamer, waar de vrouw des huizes haar gasten ontving. In de tijd dat deze theekist is gemaakt, stonden daar alle attributen voor het theeritueel: theetafeltjes, zilveren dienbladen, theepotjes, roomkannetjes, suikerpotjes, bonbonmandjes en Chinees porseleinen schoteltjes.

Drie Generaties Zilversmeden

Reynier van Stapele is een telg uit een bekende Haagse familie van zilversmeden. Zijn grootvader François werd in 1723 in het eedboek bijgeschreven. In 1757 volgt Francois’ zoon Martinus die rond 1805 overleden is. Hij was gehuwd met Anna Maria de Haan, dochter van de zilversmid Reynier de Haan. Zij kregen tenminste één zoon; Reynier van Stapele, die het fraaie interieur voor deze filigrain kist gemaakt heeft. Hij werd in 1788 in het Haagse eedboek vermeld. Reynier heeft aan het begin van zijn carrière samengewerkt met zijn vader onder de naam Martinus van Stapele en zoon. Hij heeft een aantal belangrijke opdrachten gehad waaronder die voor het gouden avondmaalstel voor de grote of Sint Jacobskerk in Den Haag. Hij overleed reeds op 30-jarige leeftijd in 1795

Keuren
Beide theebussen zijn volledig gekeurd met de Hollandse Leeuw, het stadskeur van Den Haag, de jaarletter X voor 1794 en het meesterteken RVS boven een pot met drie bloemen voor Reinier van Stapele.

Herkomst
Private collection The Netherlands
Collection A. Aardewerk 1993
Private collection Belgium

Share

    This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

    Previous item Zilver overview Next item

    Join our newsletter

    Sign up
    Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze collectie, beurzen en de laatste nieuwsberichten.