Het Gouden Bicker Huwelijksbestek

Oorspronkelijk was het gebruikelijk om een paar messen te geven als onderdeel van de bruidschat. De praktijk van het geven van messen begon in de 14e eeuw. Huwelijkscontracten uit deze periode vermelden de 'attest van het mes'. Dit gebruik kwam voort uit de gewoonte om een koper een mes te geven bij de overdracht van onroerend goed. In gegoede kringen werd rond 1600 in de Nederlanden een mes met bijbehorende vork gegeven. Soms was dit bruidsbestek zelfs van het kostbare zilver gemaakt. Ze zijn een enkele keer te zien op stillevens uit deze periode. Een gouden huwelijksbestek is echter zeer uitzonderlijk en alleen voorbehouden aan de allerrijksten. Goud was in de 17e eeuw vijftienmaal kostbaarder dan zilver.

Huwelijksbestek

Dit huwelijksbestek werd geschonken aan Anna Roeloffs ter gelegenheid van haar huwelijk met Jacob Bicker. Het heeft opvallend rijk gedecoreerde gouden heften. Het ijzeren lemmet van het mes en de tanden van de vork zijn deels verguld en gedecoreerd met gegraveerde acanthusbladeren. De licht gebolde vlakke heften lopen verbredend uit naar het uiteinde dat sierlijk geschulpt is en een rond knopje bovenop heeft. De heften zijn volledig versierd met geëmailleerde blad- en vruchtmotieven waartussen exotische vogels, libellen, slakken en een drakenvogel die haar jongen voedt in prachtige kleuren blauw, rood, groen, geel en wit. Iets boven het midden zijn de familiewapens van de bruid en de bruidegom in email aangebracht. Op de zijkant van beide heften is de naam van de bruid, Anna Roeloffs, geëmailleerd. 

De Bickerse Liga

Anna Roelofsdr de Vrije huwde op 29 juni 1608 met Jacob Jacobsz Bicker. Ze woonden op de Oudezijdse Voorburgwal in het ouderlijk huis van Jacob en kregen samen vijf kinderen.
Anna (1589-1626) was de dochter van Roelof Egbertzs en Grietgen Jansdr Valckenier. Haar vader was één van de burgemeesters van Amsterdam. Haar echtgenoot, Jacob Jacobsz Bicker, werd geboren in 1581 als zoon van Jacob Pietersz Bicker en Aeff Jacobsdr. de Moess. 


Jacob was een telg uit het oude en belangrijke patriciërsgeslacht Bicker uit Amsterdam. Zijn overgrootvader en pater familias, Pieter Gerritszn Bicker, was getrouwd met Anna Codde. Hij verdiende de kost met de handel in graan, hout en pelzen en zeepziederijen, maar het waren vooral zijn kleinzonen en achterkleinzonen die naam, roem en fortuin wisten te vergaren. De familie raakte in steeds meer handelszaken betrokken. Jacobs beide ooms, Laurens en Gerrit Bicker ondernamen aan het einde van de 16e eeuw voor eigen rekening en risico handelstochten naar Zuid Amerika. In 1597 richtte ze de Guinea Company op. Toen in 1602 de VOC opgericht werd verkocht Gerrit zijn brouwerij waarna hij, voor het destijds astronomische bedrag van 21.000 gulden, aandelen kocht van deze compagnie.

De Bickers speelden ook een rol bij de oprichting van de WIC, en richtten zich op de pelshandel in Moscovië, hadden belangen in de schepenbouw en in het turfsteken. Door strategische huwelijken, waaronder een band met de familie de Graeff, die ook tot de Amsterdamse elite behoorde, werd niet alleen de financiële positie verstevigd, maar konden ook belangrijke machtsposities in de stad verdeeld worden. Op het hoogtepunt, in het midden van de 17de eeuw, vervulden zeven Bickers een belangrijke politieke functie. Ook op landsniveau had de Republikeinse familie allianties: zo was raadspensionaris Johan de Witt met een Bicker getrouwd. De familie stond bij vriend en vijand bekend als de ‘Bickerse liga’. Decennialang regeerden ze als machtigste familie over Amsterdam en speelden ze een belangrijke rol in de politiek van de jonge republiek. Jacob Jacobsz’s carrière verliep zoals het van iemand van zijn stand verwacht mocht worden: hij was koopman, heemraad van Nieuwer-Amstel, regent van het Sint-Pietersgasthuis en kapitein bij de schutterij. Anna en Jacob overleden zes dagen na elkaar in 1626, vermoedelijk aan de pest, die in dat jaar door de stad raasde. Bij zijn overlijden in 1626 was Jacob één van de meest gefortuneerde mannen van de stad, hij liet een vermogen na wat op 375,000 gulden werd geschat.

Goud en Emaille uit de 17e eeuw

Het bijzonder kostbare goud werd in de 17e eeuw vaak in combinatie met andere exotische en daardoor kostbare materialen gebruikt, zoals koraal, parelmoer of schildpad. Ook decoraties met email werden op goud toegepast. Om te emailleren wordt eerst een doorzichtige of ondoorzichtige basis op de metalen ondergrond aangebracht. Vervolgens worden de verschillende kleuren emaille in poedervorm, gemaakt van gemalen glas, met een kwastje of met gepolijste stalen pinnen aangebracht. Deze techniek was zeer verfijnd en daarom ook zeer geliefd.
Voor dit bestek heeft de goudsmid eerst de decoratie uit het goud gestoken en is het emaille vervolgens hierin, in bas-reliëf, aangebracht. Gouden geëmailleerde voorwerpen uit de 17de eeuw zijn tegenwoordig uiterst zeldzaam. Weinig voorwerpen hebben de tand des tijds doorstaan, hoewel uit archiefbronnen naar voren komt dat gouden geëmailleerde voorwerpen vanaf 1630 veelvuldig vervaardigd werden. De geëmailleerd gouden voorwerpen werden in die tijd lang niet altijd gekeurd om beschadiging aan het email te voorkomen. Volgens de gildebepalingen dienden ook alleen grote gouden voorwerpen in de 17de eeuw gekeurd te worden. Het is hierdoor lastig om de nog overgebleven stukken toe te schrijven aan een specifieke goudsmid, graveur of emailleur.

The Waddeston Bequest

Er zijn echter twee vrijwel identieke gouden huwelijksbestekken en een tandenstokerhouder bekend met eenzelfde decoratiepatroon als dat op dit gouden huwelijksbestek. Deze zijn onderdeel van de Waddeston Bequest, die zich in het British Museum in Londen bevinden. Al deze voorwerpen zijn hoogstwaarschijnlijk door dezelfde maker of hetzelfde atelier vervaardigd.

Michel le Blon

De hand van decoreren op dit bestek en de gekozen figuren vertonen sterke gelijkenis met de ontwerpen die Michel Le Blon in zijn boeken publiceerde. Het is mer aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat hij de ontwerper en maker is van dit huwelijksbestek. Michel Le Blon, ook wel geschreven als Michel Le Blond of Michiel Blondus, werd in 1587 geboren in de Duitse stad Frankfurt am Main als zoon van Christoffel Le Blon uit Valenciennes en Ursula Sandrart, emigranten uit de Zuidelijke Nederlanden. Michel Le Blon staat bekend als goudsmid, graveur, kunsthandelaar en diplomaat, maar gesigneerde gouden stukken van zijn hand zijn niet bekend. Hij werd opgeleid in het atelier van de vermaarde gebroeders Theodoor en Johann de Bry, uitgevers en graveurs. De vroegst bekende gravure van Le Blon dateert uit 1605. Het is niet bekend wanneer hij precies naar Amsterdam is gekomen. Over het algemeen werd aangenomen dat hij zich rond 1610 in de stad heeft gevestigd, gezien hij in 1611 zijn eerste Hollandse pamflet en zijn eerste ontwerpen publiceerde. Mogelijk is dit eerder geweest gezien de datering van dit bestek uit 1608. 

De Rothschild Collectie

Oorspronkelijk gemaakt voor het rijkste Amsterdamse patriciërsgeslacht uit de 17de eeuw, vond het bestek in de 19de eeuw zijn weg naar de Rothschild familie, één van de rijkste families ter wereld. De Rothschild’s, een internationale bankiersdynastie, staan bekend om hun omvangrijke kunstcollecties. In de 19de eeuw was het Mayer Alphonse James de Rothschild die dit gouden huwelijks bestek voor zijn collectie wist te bemachtigen. Mayer Alphonse James werd in Parijs in 1827 geboren als zoon van James Mayer de Rothschild en Betty Rothschild.  Alphonse was net als zijn vader bankier en investeerder. Hij was groot fan van paardenraces, haalde zijn vader over in een wijngaard te investeren, het fameuze Château Lafite, en verzamelde en masse kunst, waarbij de nadruk lag op Hollandse schilderkunst uit de 17e eeuw en op Islamitische kunst. Na zijn dood in 1905 bleef het huwelijksbestek via vererving tot recent in de familie. De vergelijkbare stukken die in 1898 via de Waddeston bequest aan het British Museum werden geschonken kwamen uit de verzameling van Ferdinand de Rothschild, achterneef van Alphonse.

Herkomst

Jacob Jacobsz Bicker (1581 - 1626) en zijn vrouw Anna Roelofs de Vrij (c.1589 - 1626) 
Baron Mayer Alphonse James de Rothschild (1827-1905), in Entresol, hôtel de Saint- Florentin, Parijs
Baron Édouard Alphonse James de Rothschild (1868-1949), in Fumoir sur la cour, hôtel de Saint-Florentin, Paris. Geconfisqueerd door het Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg na de bezetting van Frankrijk in Mei 1940 (ERR no. R 2506).
Teruggevonden via de Monuments Fine Arts and Archives Section vanuit de Altaussee zoutmijnen, Oostenrijk (no. 1170) en overgebracht naar het Centrale Collectie Punt in Munchen op 28 juni 1945 (MCCP no. 1371/87 and 1371/88).
Restitutie aan de Rothschild familie in Frankrijk op 11 July 1946 en sindsdien door vererving in de familie gebleven.

Share

    This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

    Previous item Zilver overview Next item

    Join our newsletter

    Sign up
    Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze collectie, beurzen en de laatste nieuwsberichten.